Once upon a time there lived a poor tailor
Er was eens een arme kleermaker
this poor tailor had a son called Aladdin
deze arme kleermaker had een zoon genaamd Aladdin
Aladdin was a careless, idle boy who did nothing
Aladdin was een zorgeloze, luie jongen die niets deed
although, he did like to play ball all day long
hoewel hij de hele dag met de bal speelde
this he did in the streets with other little idle boys
dit deed hij op straat met andere kleine luie jongens
This so grieved the father that he died
Dit maakte de vader zo verdrietig dat hij stierf
his mother cried and prayed, but nothing helped
zijn moeder huilde en bad, maar niets hielp
despite her pleading, Aladdin did not mend his ways
ondanks haar smeekbeden verbeterde Aladdin zijn gedrag niet